Terug naar de (rustige) polders

De eerste mei-telling zit er weer op en het was een rustige.

Één nieuwe soort voor de lijst deze keer: de Gierzwaluw. Het heeft lang geduurd voordat ik de eerste mocht tellen, dus het was een extra aangename verrassing. Ik schrijf voor Beleef de Lente-junior het dagboek voor de Gierzwaluw en daar is het eerste bezoek aan de nestkast afgelopen donderdag geweest.

De Blauwborst aan de noordkant van de Hennepoelpolder liet zich in eerste instantie niet zien of horen, maar op de valreep kon ik hem toch zingend scoren. Aan dezelfde kant zaten een Kleine Karekiet en 2 Rietzangers.

Rietzanger in de boom.

De Kleine Karekiet duldde geen Rietgorzen in zijn territorium. Fel achtervolgde hij er 2 totdat ze uit het territorium verdwenen waren. De ene Rietgors die de euvele moed had terug te keren, werd direct weer weggejaagd.

In de Veerpolder met zekerheid minimaal 3 Oeverlopers en 3 Bosruiters kunnen tellen. Allebei waren ze erg vliegerig, dus het was lastig tellen. Zeker van de Bosruiter had ik het idee dat er meer zaten, maar zonder zekerheid noteer ik altijd het hoogste aantal waarvan ik zeker ben.

De Bosruiter liet zich mooi fotograferen aan de oostkant van de Veerpolder.

Steltlopers kunnen prima zwemmen, alleen je ziet het niet zo vaak. Dit keer besloot een Bosruiter dat zwemmen efficiënter was dan vliegen. Het is een grappig gezicht.

Zwemmende Bosruiter.

Met de Tureluurs wil het nog steeds niet echt vlotten. Ook vandaag kwam ik niet verder dan 2 exemplaren in de Veerpolder. De Wintertalingen zijn bijna verdwenen (8) en ik telde helemaal geen Slobeenden.

De enige soort waar ik nu nog op wacht, is de Bosrietzanger. De vroegste had ik in 2011 op 11 mei, dus hij heeft nog een week. Bart Dijkstra, die ook rondliep in het gebied, meldde het eerste Kievit-kuiken. Helaas heb ik hem niet kunnen vinden, maar ze komen er dus aan.

Uiteindelijk 29 soorten kunnen tellen in de Veerpolder en 27 in de Hennepoelpolder. Over beide gebieden samen in totaal 36 verschillende soorten.